Table of Contents
1 Overzicht (wat en wanneer)
De naald lijkt een klein onderdeel, maar bepaalt in hoge mate de borduurkwaliteit. Deze gids behandelt vier beslissers op het label: de systeemnaam (DBXK5), de puntsoort (SES, ESB of Sharp), de bladvorm (NY voor tapered) en de bladmáát (bijv. 10/70, 11/75, 12/80). Je leert wanneer je een grotere maat kiest voor zware stoffen of naden en hoe je plooivorming in strak geweven stoffen voorkomt door een scherpe punt te gebruiken.
Wat je met de juiste naald bereikt:
- Minder draadbreuk en burrs (braampjes) op de haak door minder deflectie.
- Minder plooien in strak geweven synthetische stoffen.
- Schoner steekbeeld, omdat de groef het garen correct naar het oog leidt.
Wanneer dit extra belangrijk is:
- Bij hoge snelheden (een slank, getaperd blad is dan gunstig).
- Bij het oversteken van dikke naden of zware stoffen (grotere maat voorkomt wegduwen/deflectie).
- Bij het wisselen tussen breisels en geweven stoffen (ballpoint versus scherpe punt).
Let op: informatie over specifieke merken of kits buiten de benoemde labelcodes wordt in de video niet verder gespecificeerd. Gebruik de principes hieronder voor elke naald die het DBXK5-systeem volgt.
1.1 Pro-tip
Noteer per project de gebruikte labelcodes (systeem/punt/blad/maat) op de achterkant van je proeflapje. Als een combinatie perfect werkt, kun je die later probleemloos herhalen, zelfs wanneer je met een magnetisch borduurraam voor borduurmachine of een andere opspanning werkt.
2 Voorbereiding
Een goede voorbereiding voorkomt 90% van de problemen aan de machine. In deze fase leg je de basis door het label correct te lezen en je materiaal te beoordelen.
2.1 Materialen en stoffen beoordelen
- Stofstructuur: is het een breisel (lusstructuur, rek) of een weefsel (kruisende draden, meestal minder rek)?
- Dichtheid: is de stof los of strak geweven? Dichte weefsels vragen vaker om een scherpe punt.
- Zware zones: kom je over naden of verdikkingen? Dat verhoogt de kans op deflectie.
- Garendikte: zwaarder garen heeft een bredere groef nodig voor stabiele geleiding.
2.2 Labelinformatie verzamelen
- Systeemnaam: DBXK5 (rondschachtnaalden voor commerciële borduurmachines).

- Puntsoort: SES = Light Ball Point; ESB = Extra Slim Ball Point; geen aanduiding = Sharp.

- Bladvorm: NY = tapered blade (slanker maar even sterk, fijn voor hoge snelheid).

- Bladmaten: dubbele aanduiding US/EU, bijv. 10/70, 11/75, 12/80. Groter getal = dikker blad.

2.3 Snelcheck
- Breisel? Start met een ballpoint (SES/ESB).
- Strak geweven stof? Start met een scherpe punt.
- Zware stof of naden? Kies een grotere maat, bij voorkeur 12/80.
Checklist Voorbereiding
- Stof getypeerd (breisel of weefsel, dichtheid beoordeeld)
- Zware zones geïdentificeerd (naden, versterkingen)
- Garendikte gekozen
- Labelcodes genoteerd (systeem/punt/blad/maat)
3 Setup
De juiste configuratie voorkomt vroegtijdige fouten. Kleine keuzes maken hier een groot verschil.
3.1 Bladmáát bepalen (deflectie vermijden)
Wanneer een te lichte naald een zware zone raakt, kan het blad afwijken of letterlijk wegduwen (deflectie). Dat kan in de haak en het puntje van de naald een braam veroorzaken en leidt tot draadbreuk en onregelmatige steken. Kies daarom bij zware stoffen of bij het oversteken van naden een 12/80.

3.2 Puntsoort koppelen aan stof
- Ballpoints (SES/ESB) “spreiden” de lussen van een breisel en snijden die niet door. Dat bewaart de structuur van de knit.
- Scherpe punten “snijden” gecontroleerd door geweven stoffen en voorkomen dat het weefsel zich ophoopt en plooit.
Essentie: kies ballpoint voor breisels; kies scherp voor weefsels, vooral als ze strak geweven zijn.

3.3 Groefbreedte versus garen
De groef geleidt het garen naar het naaldoog. Zwaar garen vraagt een bredere groef om in de groef te blijven; fijn garen vraagt een smallere groef voor controle.

Checklist Setup
- Bladmáát afgestemd op stofgewicht en naden (bij twijfel 12/80 testen)
- Puntsoort gekozen per stof (ballpoint voor breisels, scherp voor geweven)
- Groef/garen combinatie doorgenomen
4 Stappen in de praktijk
Hieronder een praktische workflow die je één-op-één kunt volgen. Elk onderdeel verwijst naar het label en de verwachtte uitkomst.
4.1 Stap 1 — Lees de systeemnaam (DBXK5)
Zoek DBXK5 om te bevestigen dat je met de juiste rondschacht-standaard werkt voor commerciële borduurmachines. Dit is de basis om zeker te weten dat je naald past bij je machinefamilie.
Verwacht resultaat: je weet dat het om een geschikte naaldserie gaat voor algemeen commercieel gebruik.
Let op Systeemnamen kunnen sterk op elkaar lijken; verwissel ze niet. Een verkeerde schacht kan tot haperingen of schade leiden.
4.2 Stap 2 — Bepaal de puntsoort (SES, ESB of Sharp)
- Zie je SES? Dat is een Light Ball Point.
- Zie je ESB? Dat is een Extra Slim Ball Point, prettig bij lichte breisels en soms “vriendelijke” weefsels.
- Staat er niets? Dan gaat het om een scherpe punt.
Verwacht resultaat: je koppelt breisels aan ballpoint; strak geweven stoffen aan scherp.
Pro-tip Bij zeer lichte breisels kan ESB extra netjes zijn; bij stevigere knits werkt SES vaak prima. Werk je veel met boven- en onderlagen die stevig vastliggen—bijvoorbeeld wanneer je een hoopmaster inspanstation gebruikt—dan blijft je keuze voor puntsoort leidend: ballpoint op knit, scherp op woven.
4.3 Stap 3 — Herken de bladvorm (NY = tapered)
Zie je “NY” op het label? Dan gaat het om een “tapered blade”: even sterk als standaard, maar dunner in het profiel. Deze vorm is gunstig voor borduren op hoge snelheid, omdat er minder massa door de stof hoeft.
Verwacht resultaat: hoge snelheden zonder onnodige perforatie of extra weerstand.
4.4 Stap 4 — Interpreteer de dubbele maatvoering (US/EU)
Voorbeelden zoals 10/70, 11/75, 12/80 tonen twee systemen: het eerste cijfer is US, het tweede EU. In beide systemen geldt: hoger getal = dikker blad. Dat betekent concreet dat 12/80 een duidelijk robuuster blad heeft dan 10/70.
Verwacht resultaat: je kunt de dikte in één oogopslag inschatten en weet welke kant je op moet wanneer je over naden borduurt of met zware stoffen werkt.
4.5 Stap 5 — Kies de maat tegen deflectie (zwaar materiaal of naden)
Borduur je over een naad of een zware stof, dan kan een licht blad opzij gedrukt worden. Dat levert schade op aan het naaldpunt of aan je haak, met draadbreuk en storingen tot gevolg. Advies: schakel in zulke gevallen over naar 12/80.
Verwacht resultaat: de naald loopt stabieler en de steek blijft gelijkmatig, zonder onverwachte breuken.
Snelcheck
- Zie je nog steeds deflectie of hoor je onregelmatig contact? Ga één maat zwaarder en test opnieuw.
4.6 Stap 6 — Herken deflectie en los het op
Deflectie herken je aan braampjes op de haak, draadbreuk, of een geluid alsof de naald ergens tegenaan tikt. De oplossing: kies een zwaardere maat en controleer je opspanning.

Verwacht resultaat: verdwijnen van draadbreuk en rustiger loop van de machine.
Let op Deflectie is geen spanningsprobleem in de eerste plaats; het is een mechanisch gevolg van een te licht blad tegen zwaar materiaal.
4.7 Stap 7 — Match groef en garen
De groef in de naald begeleidt het garen naar het oog. Zwaarder garen vraagt een bredere groef; fijn garen blijft beter onder controle in een smallere groef. Deze match bepaalt of je draad netjes in de groef blijft en voorkomt springende steken.
Verwacht resultaat: gelijkmatige spanningsopbouw richting het oog en een strak steekbeeld.
4.8 Stap 8 — Ballpoint op breisels, scherp op weefsels
- Ballpoints spreiden de lussen van een knit; ze snijden niet.

- Scherpe naalden snijden gecontroleerd door geweven stoffen en voorkomen ophoping en plooien.
Verwacht resultaat: je bewaart de constructie van een breisel en voorkomt plooien in geweven stoffen.
4.9 Stap 9 — Vermijd plooien in strak geweven synthetische stoffen
Op een dicht geweven synthetische “fishing shirt” geeft een ballpoint plooien; met een scherpe naald verdwijnt dit effect. Gebruik op zulke weefsels dus een scherpe punt.


Verwacht resultaat: een vlak borduurresultaat zonder rimpels of “trekjes”.
Checklist Stappen
- DBXK5 gecontroleerd
- Puntsoort gekozen (SES/ESB of Sharp)
- NY (tapered) afgevinkt indien gewenst
- Maat afgestemd op stof/naad (12/80 bij zwaar of naden)
- Groef en garen gematcht
- Plooicheck gedaan op geweven stof
5 Kwaliteitscontrole
Een paar gerichte tests besparen tijd en materiaal.
5.1 Visuele en tactiele check
- Kijk naar plooien rondom dichte vulsteken op weefsels: zijn ze aanwezig, test een scherpe naald.
- Op knits: controleer of de lussen heel blijven en niet doorsneden zijn (ballpoint behouden).
- Bestaan er lichte “hakkers” of tikgeluiden? Test een zwaardere maat.
5.2 Steekconsistentie en draadloop
- Draadbreuk of onverklaarbare lusjes? Controleer op deflectie en matching van groef en garen.
- Komt het garen consistent naar het oog zonder zichtbare schuring? Dan klopt de groefkeuze.
Snelcheck
- Plooien in geweven stof → scherpe punt testen.
- Ontrafelen van knit → ballpoint gebruiken.
- Draadbreuk bij naden → grotere maat (bijv. 12/80).
Let op Maak korte testrijen met dezelfde dichtheid als je uiteindelijke borduurvlak. Een miniatuurtest met andere dichtheid geeft een vals gevoel van zekerheid.
6 Resultaat & vervolg
Met de juiste labelkeuzes wordt het borduurwerk zichtbaar strakker: knits blijven intact, weefsels blijven vlak zonder plooien, en de draad loopt rustig. De video liet zien dat een ballpoint op een strak geweven synthetische “fishing shirt” plooien veroorzaakte, terwijl een scherpe naald dit verhielp. Dit bevestigt de kernregel: match de puntsoort aan de stofstructuur, en de maat aan de massa (stof/naad).
Voor projecten met wisselende materialen is het handig om meerdere punten en maten bij de hand te hebben. Een geordende set helpt je snel te testen wat op dát moment het beste werkt. Werk je in productiesetting of wissel je vaak tussen opspanmethodes—bijvoorbeeld met een magnetische borduurring of een “klem”-opspanmethode—dan is een compacte referentielijst met je favoriete combinaties goud waard.

7 Probleemoplossing
Hier vind je typische symptomen, mogelijke oorzaken, en directe oplossingen die in lijn zijn met de principes uit de video.
Symptoom: plooien op strak geweven stof
- Mogelijke oorzaak: ballpoint gebruikt op dicht geweven materiaal.
- Oplossing: switch naar een scherpe punt en test opnieuw.
Symptoom: draadbreuk, vooral bij naden
- Mogelijke oorzaak: deflectie door te lichte naaldmaat.
- Oplossing: ga naar 12/80 en controleer de loop op de haak op eventuele braampjes.
Symptoom: onrustige draadloop, onregelmatige steken
- Mogelijke oorzaak: groef en garendikte mismatch.
- Oplossing: gebruik een naald met bredere groef voor zwaar garen of een smallere groef voor fijn garen.
Symptoom: ontrafelen van breisels
- Mogelijke oorzaak: scherpe punt op knit.
- Oplossing: gebruik een ballpoint (SES of ESB).

Beslisboom (kort)
- Is de stof knit? → Ballpoint (SES/ESB). Zo nee: is de stof strak geweven? → Scherpe punt.
- Borduur je over naden of is de stof zwaar? → Kies 12/80.
- Zwaar garen? → Bredere groef; fijn garen → smallere groef.
Pro-tip Werk je vaak seriematig of met vaste positioneringshulpen, zoals een dime snap hoop borduurring of andere opspanhulpen? Bouw een vaste testroutine in met 3 korte proefrijen: (1) dichte satijn, (2) vulsteek met gemiddelde dichtheid, (3) overgang over een stofvouw. Zo vind je binnen minuten de juiste punt/maat.
Let op Vervang een naald waarvan het puntje mogelijk is beschadigd door deflectie. Een micro-braam blijft problemen veroorzaken, zelfs als je daarna de maat wel correct kiest.
8 Uit de reacties
Er zijn geen aanvullende publieksvragen of ervaringen meegedeeld in de commentaren voor deze video. Gebruik daarom de snelchecks en beslisbomen in dit artikel als houvast, en noteer je eigen bevindingen per stofsoort.

Tot slot: welke ring of opspantechniek je ook gebruikt—van conventionele ringen tot magnetische borduurringen voor borduurmachines—het is de naald die de uiteindelijke steekkwaliteit door de stof bepaalt. Werk je op een compacte eenkops of juist op een seriemodel zoals een brother pr 680w in een productielijn, dan blijft dezelfde logica gelden: puntsoort volgt stofstructuur, en maat volgt massa. En voor wie regelmatig accessoires wisselt, bijvoorbeeld tussen een standaard ring en mighty hoop magnetische borduurringen, loont het om je best scorende combinaties te documenteren.
Extra tip voor variatie in opspannen Wanneer je van project wisselt—het ene moment een knalstrakke synthetische weave, het volgende moment een zachte knit—kan een neutrale referentietest in je standaardopspanning (zelfs iets simpels als een magnetische borduurring of een conventioneel klemsysteem) binnen enkele steken bevestigen of je keuze klopt. Bespaar tijd door deze testroutine vast in te bouwen.
